Maïs

Buiten zal men maïs nooit zaaien zolang de temperaturen de 10°C. niet halen. Maak de grond de dag voordien voldoende vochtig, daar de zaden anders makkelijk schimmelen en rotten. Bewaar een tussenafstand tussen de rijen onderling van 75 cm. Zaai vervolgens 3 zaden in elk plantgaatje, (zaaidiepte tot 5 cm mag). Na het kiemen de sterkste zaailing behouden. (uitdunnen dus). Tussen de planten onderling zeker 15 cm plaats vrij houden.
Opmerking: plant korte rijen naast elkaar, i.p.v. 1 lange rij, en dit om een betere vruchtzetting te garanderen.
Planten bereiken ongeveer een lengte van 1,2 tot 2 meter.

Bemesting:
Humusrijke losgewerkte bodem is vereist. Stalmest indien goed verteerd kan ook.
Goede watergift is noodzakelijk, voor een kwalitatieve maïs.

Standplaats: Zonnige standplaats vereist.
Teeltwissel is niet echt nodig, veroorzaakt weinig bodemproblemen.

Soorten: 2 belangrijkste zijn zoete of extra zoete rassen. Beide zijn hybrides.
Er zijn ook kleine soorten (kolven) en gekleurde soorten.

Tip: Verwijder tijdig de bijkomende zijscheuten, deze leveren enkel kleine kolven en vervolgens minder suiker in zijn geheel.

Oogsten van de kolven:
Als de bloeiaren donkerbruin geworden zijn aan de buitenkant, is de maïs rijp voor consumptie.
Witte korrels wijzen op een te vroege pluk en harde korrels op een te late pluk.
Opmerking: de ideale temperatuur als bewaartemperatuur is ongeveer 0,5 °C.
Een 8 minuten blancheren stopt de omzetting van suiker naar zetmeel.

Ziekten en plagen:
Groene bladluis, fritvlieg (Oscinella frit), vogelschade, rupsen (op de kolven), fosfor en magnesiumgebreken.